zaterdag 1 augustus 2009

Vlinder


Ik doe het raam van de voordeur open en schrik. Achter de tochtstrip zit een prachtige bruine nachtvlinder. Dat hij niet is platgedrukt! Ik laat hem zitten in de hoop dat hij vanzelf weggaat.

Het doet me denken aan vroeger. Bij ons thuis stonden er altijd glazen potten op de vensterbank in de kamer, gevuld met allerlei insecten. Over de opening van de pot zat het papier van een broodzakje met een elastiekje er omheen om het op zijn plaats te houden. Met een speld waren er allemaal gaatjes ingeprikt. Zo’n gespannen stukje papier klonk als een trommeltje als je er met je vingers op tikte. Er stonden potten met lieveheersbeestjes, goudhaantjes, die waren favoriet bij mij, rupsen, sprinkhanen. Ik heb ooit eens een pot met sprinkhanen uit mijn handen laten vallen in de huiskamer van mijn tante. Grote schrik en nooit meer iets teruggevonden. Wij waren altijd buiten om insecten te zoeken. We woonden in een nieuwbouwwijk midden in de weilanden en boomgaarden. Ik heb de boomgaard in brand zien staan wat eng was en spookachtig en toen de boomgaard weg was, werd het weiland. Daar liepen koeien en op een dag was een van de koeien losgebroken en ploegde de voortuinen om. Wat een groot beest vond ik dat, angstaanjagend. Behalve de insecten stonden er ook slootbeestjes op de vensterbank zoals stekelbaarsjes, salamanders en natuurlijk kikkerdril. Achter het huis was een sloot waar we eindeloos in de weer waren met onze schepnetten. Bloedlink, want we waren klein en konden geen van allen zwemmen. Ik heb dan ook een paar keer in de sloot gelegen. Ik leerde pas zwemmen toen ik 12 jaar was.
Ik zocht in de populieren altijd rupsen van de hermelijnvlinder. Ik vond ze prachtig. Groen met zwart en zo’n leuk koppie. Vooral als ze klein waren, waren ze heel aandoenlijk. Thuis gingen ze in jampotten en werden goed verzorgd. Ze bleven net zo lang tot ze gingen verpoppen en het moment dat je een vlinder in de pot aantrof was de ultieme beloning. Daarna werden ze vrij gelaten. We vonden ook wel eens hele grote bruine pijlstaartrupsen in de wilgenroosjes die in het land groeiden. Het waren net kleine slangetjes en ik vond ze eng, want ze konden bijten. Maar mijn broer was niet bang en nam ze mee naar huis. Uit die rupsen kwam een mooie vlinder. Als ik een afbeelding ervan zie, moet ik altijd weer terugdenken. Het was een mooie tijd, er waren nog nauwelijks auto’s en we hadden veel speelruimte. Mijn opa kwam vaak logeren en die wist heel veel van de natuur en als hij met ons ging wandelen vertelde hij van alles over de vogels en de bloemen. Tijdens zo’n wandeling maakte ik voor het eerst kennis met het plantje vogelmelk. En nu na al die jaren voel ik nog steeds een bepaalde opwinding als ik het plantje zie. Hetzelfde heb ik met zwanenbloem die in de sloot groeit. Ik heb wat gevaarlijke capriolen uitgehaald om de zwanenbloemen de plukken. Ik heb hem bij mijn vijver staan, maar hij wil het niet doen. Misschien is het mijn straf voor het plukken ervan vroeger. Want toen was het al een zeldzame plant, nu is hij zelfs beschermd.
Straks maar weer eens bij de vlinder kijken. Misschien moet ik hem een handje helpen om weg te komen want ik vind het sneu als ik hem dooddruk als ik het voordeurraam dicht doe.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten