vrijdag 14 augustus 2009

K3

Mijn dochter woont bij mij in de straat, 78 stappen verderop en ze is in het bezit van K3. Nee, niet die K3, geen cd’s of posters. K3 staat bij haar voor 3 katten, alleen weet zij niet dat ik ze zo noem.

K1 was de eerste kat die bij haar kwam, een zwarte met een bruine gloed over zijn rug en een witte kop. Een probleembeestje toen hij klein was. Hij is langs de kant van de weg gevonden en sindsdien is hij erg schuw. Hij kruipt ook altijd weg. K2 en K3 zijn broer en zus. Zij zijn in een doos half in het water gevonden. Zij waren er slecht aan toe maar in een speciale opvang voor probleemkatten of misschien beter gezegd zielige katten, zijn zij er aardig bovenop gekomen. K2 is een cyperse kat en als hij languit op de grond ligt met zijn kop omhoog, dan heeft hij iets koninklijks. Hij houdt er erg van aan de wandel te gaan. K3 is een schildpadpoes en een echte knuffelkat. Hij had een speciale band met mijn overleden man. Toen hij ziek was had hij aan mijn dochter gevraagd of hij K3 niet mocht hebben, hij vond het heerlijk om hem op schoot te hebben. Maar dat was een beetje teveel gevraagd vond mijn dochter en bovendien heb ik geen huis voor katten. Er staan teveel spullen in die stuk zouden kunnen gaan. Op het tijdstip dat mijn man overleed stond K3 vreselijk akelig te mouwen voor onze huisdeur. Mijn dochter heeft hem binnengehaald en ik heb nog nooit zo’n verdrietige kat gezien. K3 moest echt afscheid nemen. Sindsdien komt K3 steeds bij mij zitten. Aanvankelijk was ik bang voor katten. Ooit is er een grote zwarte kat vanaf een hoge kast in mijn lange haren gesprongen en liet zich met zijn nageltjes langs mijn rug naar beneden glijden. Ik had hem al een tijd zien loeren en ik hield hem angstvallig in de gaten. In een onbewaakt ogenblik sprong hij. Ik schrok me wezenloos. En sindsdien ging ik katten uit de weg. Maar sinds ik op de katten pas als mijn dochter en haar gezin op vakantie zijn, ben ik ze gaan waarderen, want het zijn toch wel erg leuke dieren.
Afgelopen week heb ik ze weer verzorgd. Het gezin zat in Engeland, het thuisland van Vince, de partner van mijn dochter. K1, de zwarte kat kwam zomaar bij me om aangehaald te worden en dat leverde weer een grauw op van K3 die enigszins jaloers zat te kijken. Ik was verbaasd want K1 wil nooit aangehaald worden.
Gisteravond was ik in de voortuin bezig en daar kwam K1 mauwend aangelopen. Hij liep een beetje sloom, een beetje moeilijk en ging bij me liggen. Vreemd gedrag vond ik. Hij wilde bij me naar binnen, maar dat wil ik niet. Hij liet zich zomaar oppakken. Toen ik hem naar huis bracht schrok hij zo enorm van een passerende auto, dat hij zijn nagels uitsloeg in mijn blote armen, zich afzette en op de grond sprong. Daar ging hij weer liggen. Met bebloede armen belde ik aan en Vince schrok van de aanblik. Ik zei dat het erger leek dan het was en vertelde mijn bevindingen. Enigszins ongerust zou hij K1 in de gaten houden. Mijn wonden werden gedept, thuis heb ik het ontsmet en er pleisters op gedaan en ben in de tuin verder gegaan. Al onkruid wiedend kwamen daar nog krassen bij van de rozenstruiken, dus zie ik er nu uit alsof ik flink gevochten heb.

zaterdag 8 augustus 2009

heftig en emotioneel

Ik lees in het boek van Kluun; Komt een vrouw bij de dokter.
Het gaat over een jonge vrouw met borstkanker. Het verhaal pakt me. Ik heb het zelf ook meegemaakt. Mijn man had een hersentumor en naarmate de ziekte vorderde werd hij steeds hulpbehoevender. Ik heb hem verzorgd tot aan zijn dood.

Bij het lezen van het verhaal voel ik weer de onmacht. Het gevoel van aan de zijlijn staan, niet wetend wat de ander precies voelt en doormaakt. De uiterlijke verandering, de aftakeling die je niet tegen kunt houden. Afscheid nemen van de persoon die je zo vertrouwd was, waar je op kon bouwen, die alles voor je deed.
In het verhaal van Kluun is de sterfscene mooi en ontroerend beschreven. Van tevoren hebben ze alles door kunnen praten, alles nog uit kunnen spreken en uiteindelijk koos ze voor euthanasie. Ik voelde de tranen over mijn wangen stromen en liet ze gewoon gaan.
Mijn man was niet meer bij zijn volle bewustzijn, wij konden niet meer praten. Hij kon soms alleen met ja en nee antwoorden. Toch was het fijn om aan zijn sterfbed te zitten, er voor hem te zijn en ik ben er van overtuigd dat hij alles gehoord heeft wat ik nog heb gezegd.
En net als in het boek was alles ineens voorbij en komt er van alles op gang. Een hoop geregel, telefoontjes en ik vond dat goed. Dat leidde de aandacht af van het verdriet. Het was goed ergens mee bezig te zijn.
Ik heb in de tuin in het zonnetje het boek uitgelezen. En toen het uit was , klapte ik het boek dicht en bleef stil een tijdje zitten met mijn eigen gedachten.
Het is zwaar iemand te moeten verliezen en daar mag je verdriet om hebben. Ook om een persoon die je niet kent zoals Carmen in het boek. Door het boek te lezen is het toch alsof ze eigen wordt. Ik voel wat de achterblijvers door moeten maken, maar ook is er opluchting dat aan een uitzichtloos lijden een einde is gekomen.

dinsdag 4 augustus 2009

bericht van mijn gids

Ik wil je even de tekst geven van een lied dat ik vaak zing voor de mensen die net aan gene zijde aangekomen zijn.

“Oh schoon schepsel, oh zuivere ziel.
Je zult hier verblijven en leren hoe te leven.
Het leven is anders dan in je aardse bestaan.
Hier mag je al je zorgen laten gaan.
Er is vrede en vrijheid
En iedereen is gelijk.
Wij gaan je helpen
En houden van je met heel ons zijn.
Je zult je op je gemak voelen
en snel de taal van de hemel leren.
De engelen zullen voor je zingen,
zodat je in een bepaalde cadans komt,
het ritme van de hemel.
In dat ritme zul je leven
met alle schoonheid om je heen.
Alleen voor taken zul je naar de aarde gaan.
Jouw fouten ga je goed maken bij de mensen
die dezelfde fouten maken.
In de hemel mag je deelnemen aan alle bijzondere bijeenkomsten
zoals de hemelse vergadering en het overleg met de gidsen.
Zo zul je een volmaakte bewoner van de hemel worden
En genieten van een eeuwig leven
In vrede, harmonie en vrijheid.
Hallelujah!”

Dit wordt als een soort litanie gezongen. We zingen dit vaak met velen, maar ook zing ik wel alleen. Het is jammer dat je me niet kunt horen zingen. Het klinkt erg mooi.

zaterdag 1 augustus 2009

Vlinder


Ik doe het raam van de voordeur open en schrik. Achter de tochtstrip zit een prachtige bruine nachtvlinder. Dat hij niet is platgedrukt! Ik laat hem zitten in de hoop dat hij vanzelf weggaat.

Het doet me denken aan vroeger. Bij ons thuis stonden er altijd glazen potten op de vensterbank in de kamer, gevuld met allerlei insecten. Over de opening van de pot zat het papier van een broodzakje met een elastiekje er omheen om het op zijn plaats te houden. Met een speld waren er allemaal gaatjes ingeprikt. Zo’n gespannen stukje papier klonk als een trommeltje als je er met je vingers op tikte. Er stonden potten met lieveheersbeestjes, goudhaantjes, die waren favoriet bij mij, rupsen, sprinkhanen. Ik heb ooit eens een pot met sprinkhanen uit mijn handen laten vallen in de huiskamer van mijn tante. Grote schrik en nooit meer iets teruggevonden. Wij waren altijd buiten om insecten te zoeken. We woonden in een nieuwbouwwijk midden in de weilanden en boomgaarden. Ik heb de boomgaard in brand zien staan wat eng was en spookachtig en toen de boomgaard weg was, werd het weiland. Daar liepen koeien en op een dag was een van de koeien losgebroken en ploegde de voortuinen om. Wat een groot beest vond ik dat, angstaanjagend. Behalve de insecten stonden er ook slootbeestjes op de vensterbank zoals stekelbaarsjes, salamanders en natuurlijk kikkerdril. Achter het huis was een sloot waar we eindeloos in de weer waren met onze schepnetten. Bloedlink, want we waren klein en konden geen van allen zwemmen. Ik heb dan ook een paar keer in de sloot gelegen. Ik leerde pas zwemmen toen ik 12 jaar was.
Ik zocht in de populieren altijd rupsen van de hermelijnvlinder. Ik vond ze prachtig. Groen met zwart en zo’n leuk koppie. Vooral als ze klein waren, waren ze heel aandoenlijk. Thuis gingen ze in jampotten en werden goed verzorgd. Ze bleven net zo lang tot ze gingen verpoppen en het moment dat je een vlinder in de pot aantrof was de ultieme beloning. Daarna werden ze vrij gelaten. We vonden ook wel eens hele grote bruine pijlstaartrupsen in de wilgenroosjes die in het land groeiden. Het waren net kleine slangetjes en ik vond ze eng, want ze konden bijten. Maar mijn broer was niet bang en nam ze mee naar huis. Uit die rupsen kwam een mooie vlinder. Als ik een afbeelding ervan zie, moet ik altijd weer terugdenken. Het was een mooie tijd, er waren nog nauwelijks auto’s en we hadden veel speelruimte. Mijn opa kwam vaak logeren en die wist heel veel van de natuur en als hij met ons ging wandelen vertelde hij van alles over de vogels en de bloemen. Tijdens zo’n wandeling maakte ik voor het eerst kennis met het plantje vogelmelk. En nu na al die jaren voel ik nog steeds een bepaalde opwinding als ik het plantje zie. Hetzelfde heb ik met zwanenbloem die in de sloot groeit. Ik heb wat gevaarlijke capriolen uitgehaald om de zwanenbloemen de plukken. Ik heb hem bij mijn vijver staan, maar hij wil het niet doen. Misschien is het mijn straf voor het plukken ervan vroeger. Want toen was het al een zeldzame plant, nu is hij zelfs beschermd.
Straks maar weer eens bij de vlinder kijken. Misschien moet ik hem een handje helpen om weg te komen want ik vind het sneu als ik hem dooddruk als ik het voordeurraam dicht doe.