zondag 15 september 2013

Indiaan


Ik ben senior,
heb lang haar
dat soms los hangt.
Nou en…
Er wordt gezegd:
“van achteren jong van voren oud”
Nou en…
Advies: in model laten knippen.
Mijn haar wordt vastgepakt,
Allerlei kanten op bewogen.
“Kort staat je veel leuker.
Past veel beter bij je.
Vlechten in je haar kan niet meer.
Dat is raar.”
Nou en…
“Kan me niet schelen wat mensen vinden.”
“Ach je hebt gelijk.”
Ik voel me er prettig bij. Word wel de indiaan genoemd door mijn uitstraling en wijsheid en…mijn vlechten.
Ben me niet bewust van die wijsheid.
Vlechten getuigt van durf.
Voor mij geen permanenthoofd.
Ik heb jonge meiden haar
En zo voel ik me ook.
En als mijn haar lang genoeg is, knip ik het af voor de stichting haarwens.
Dan wordt er een pruik van gemaakt.
En…dan laat ik het opnieuw groeien
Want ik ben erg gehecht aan mijn lange haar.
En aan mijn koosnaampje indiaan.
Als ik weer een opmerking krijg zeg ik: “Nou en…
Ik hoef toch niet mee te doen met de massa.
Basta!

 

 

Brandwonden


In de krant lees ik dat brandwonden bij een kind de ouders een trauma geven. Vaak hebben ze psychische klachten na het ongeval afhankelijk van de ernst van de brandwonden. Een gedeelte van de ouders benadrukt dan ook het belang van goede ondersteuning en nazorg voor het hele gezin.

 

Het artikel trekt mijn aandacht en roept herinneringen op.

1952. Ik was 4 jaar oud en had met mijn buurmeisje, tevens vriendinnetje, madeliefjes geplukt in het weiland aan de overkant van de straat. Ik ging met haar mee naar huis waar haar moeder druk bezig was in de keuken met het sorteren van het wasgoed. Buiten had ze een grote zinken wasteil gevuld met kokend heet sop. De teil stond voor de schuurdeur recht tegenover de keukendeur. Die stond open en mijn vriendinnetje stapte naar binnen met een grote stap. Ik volgde haar. Het vriendinnetje draaide zich om en gaf me een duw. “Jij mag niet naar binnen.” Haar moeder stond achter haar terwijl ik met de madeliefjes in mijn opgeheven hand, omdat de madeliefjes voor de buurvrouw waren, mijn evenwicht verloor en achterover in de teil met kokend heet sop belandde. Ik ging nog net niet kopje onder en gilde het uit. Vriendinnetjes moeder kwam als een gek aangerend, schreeuwde naar haar vader die op dat moment aanwezig was en haalde me uit de teil. De vader, die voor het rode kruis werkte, pakte me aan en zette me meteen in de gootsteen onder de koude kraan. Ik schreeuwde en gilde. Ondertussen werd mijn moeder gewaarschuwd. Ik werd nog steeds huilend  kleddernat in de kinderwagen gezet. Mijn moeder rende zo hard als ze kon naar het ziekenhuis om de hoek van de straat. Daar constateerden ze dat ik eerste en derdegraads verbrandingen had. Het koude water was niet tussen mijn benen gekomen . Aan de binnenkant van mijn dijbenen waren grote blaren ontstaan. Ik moest in het ziekenhuis blijven. Het werd een traumatische ervaring. Iedere ochtend werd het verband, dat als een broek om mij heen zat, los geknipt en de wonden schoon gemaakt . Als de blaren dicht zaten, werden ze met een schaar open geknipt. Ik zie nog de non staan met een verbeten gezicht omdat ze mij in bedwang moest houden. Ze suste me niet, zei niets en deed wat ze moest doen. De schoongemaakte wonden werden bedekt met een dikke laag gele zalf en daarna het verband opnieuw aangebracht.

Vreselijk vond ik het in het ziekenhuis. Van mijn opa en oma kreeg ik mooie meubeltjes voor mijn poppenhuis en heerlijke boterbabbelaars. Alleen werden die steeds gepikt door grotere meisjes die al uit bed mochten. Juist op dat moment werd er een speciaal kinderpaviljoen geopend en daar kreeg ik een bed voor het raam. En weer elke ochtend hetzelfde ritueel van wondverzorging. De schrik zat er zo in dat ik onzindelijk werd wat geen goed deed aan de brandwonden. Ik wilde niet meer eten want wat ik kreeg was lauwe yoghurt in een roestvrij stalen kroes.Vies! Ik werd gevoerd en als ik nu dat geluid hoor van een schrapende lepel over het metaal dan krijg ik kippenvel.

Ik begon weg te kwijnen en raakte onder de steenpuisten . Er werd besloten dat het beter was dat ik naar huis ging om daar te herstellen. De wondverzorging zou door de huisarts gedaan worden.

Thuis mocht ik in een bed voor het raam liggen en zag alle kinderen buiten spelen. Dat wilde ik ook. Ik leefde helemaal op. De brandwonden genazen. Er bleven lelijke littekens over. Ik heb me er lang voor geschaamd maar vond het ook wel interessant. Pas laat in de puberteit vervaagden de littekens, hoewel  je nu, als je goed kijkt, nog altijd kunt zien waar de wonden gezeten hebben.

Deze herinnering roept veel emoties op. Het heeft toen zo’n impact gehad dat ik me alles kan herinneren. Ik weet nog dat ik naar de kleuterschool mocht en huppelde aan de hand van mijn vader. Bij het zien van het ziekenhuis wilde ik niet verder en ging op de stoep liggen krijsen. Vader wist zich geen raad en besloot naar huis terug te keren. Na veel gepraat gingen we de volgende dag opnieuw. Voor de schooldeur stonden rijen met ouders en kinderen. Ik zag een buurmeisje en was blij. Toen de schooldeur open ging en daar een non in vol ornaat stond, deinsde ik achteruit en begon te gillen. Het heeft heel wat overredingskracht gekost om me naar binnen te krijgen. Ik kwam niet bij de non in de klas maar bij een hele aardige juf. De hele ochtend heb ik zachtjes gejengeld naast het buurmeisje dat aan hetzelfde tafeltje zat.

Jaren later toen ik getrouwd was duurde het een aantal jaren voordat ik zwanger werd. Moeder was altijd bang geweest dat er door het kokend hete sop iets binnen in mijn lichaam verwoest was waardoor ik geen kinderen zou kunnen krijgen. Ze wist dat ik een kinderwens had. Ik speelde vroeger veel met poppen en ging met baby’s uit de buurt in de kinderwagen wandelen. Ik snap nog niet dat moeders zomaar hun kind aan mij toevertrouwden. Ik had vijf adressen. Later werd ik verpleegkundige op de babykamer van de afdeling verloskunde.

Mijn moeder was enorm opgelucht toen ik zwanger werd. Al die jaren heeft ze zich schuldig gevoeld. Er was nooit meer over gesproken, alles werd weggestopt. Toen ik zwanger was kon ze er over praten. In die tijd had zij hulp van buitenaf heel goed kunnen gebruiken, maar dat bestond nog niet.